Column: In gesprek met een Jodin

Mevrouw Zsoka (niet haar echte naam) is een actief lid van een van de Joodse verenigingen in Budapest. Ik ontmoette haar enkele jaren geleden, toen ik de vereniging bezocht. We hadden een goed gesprek, maar ze stond absoluut niet open voor het evangelie. We ontmoetten haar nog drie of vier keer, maar steeds weer zei ze: „Ik heb geen interesse in domineespraat.” Daarna wilde ze me anderhalf jaar niet meer ontmoeten.

Toen stuurde ze me een e-mail met de vraag of we een keer samen koffie konden drinken als ik weer eens in Budapest zou zijn. We gingen een paar keer samen naar de synagogedienst op vrijdagavond en hadden daarna goede gesprekken, bijvoorbeeld over het gebed, de Thora, de Joodse traditie, het lijden. Maar zodra ik over het Nieuwe Testament of de naam Jezus begon, was het direct klaar.

In de zomer van 2018 kwamen we met onze kinderen naar Budapest. We werden uitgenodigd om bij een Joods gezin te komen lunchen. Mevrouw Zsoka was er ook. Het gesprek verliep koeltjes en ik besefte dat ze niet naar me wilde luisteren. Na die lunch hadden we geen contact meer.

Een van mijn Joodse kennissen bezocht ons in oktober 2019 nadat we naar Budapest waren verhuisd en ze zei: „Mevrouw Zsoka is van de trap gevallen.” Ze had een paar ribben gebroken, haar wervelkolom was ernstig beschadigd en ze moest geopereerd worden. Na de operatie kon ze vrijwel niet meer bewegen, want ze zat in het gips. In deze moeilijke tijd stuurde ze een berichtje naar de voorzitter van de vereniging om te vragen of enkele leden haar konden helpen met wat kleine klusjes. Het antwoord: „Sorry, dat is niet onze taak.” Toen ze mij haar verhaal vertelde, begon ze op dit punt te huilen. Ze zei: „Twee weken vóór dit ongeluk heb ik voor hen een reis naar Hongarije geleid. Ik heb van alles georganiseerd. Ik ben drie keer van tevoren naar het gebied gereisd. Ik heb veel boeken gelezen over de geschiedenis. Nu ik er alleen voor sta, komt niemand van de vereniging me bezoeken. Ik ben zo blij dat u er nu bent.” Ze was twee uur bezig met vertellen. Naderhand vroeg ze ook hoe het met mij ging. Ik reageerde daar kort op. Ze onderbrak me al snel en zei: „Na het ongeluk ben ik gaan nadenken over de dood. Hoe wordt daar in uw kerk over gedacht?” Ik was zo blij met die vraag; dit was het moment waarop ik het evangelie met haar kon delen. Ik bad in mijn hart: „Heere, geef me wijsheid en kracht om haar het goede nieuws te prediken.” Ik wilde beginnen, maar plotseling kreeg ze hevige pijnsteken in haar rug. Ze zei: „Sorry, ik kan niet langer dan drie uur zitten. Ik moet nu uitrusten. Kunt u een andere keer terugkomen?” Daar stemde ik mee in. Toen we een paar dagen later terugkwamen op haar vraag, legde ik haar uit dat de dood niet het eindpunt is. „Het leven op aarde eindigt, maar ik ben ervan overtuigd dat ik door het heil van Jezus in eeuwigheid zal leven.” Ze zei: „U hebt het weer over Jezus.” Ik vroeg: „Weet je waardoor het christendom zo snel over de wereld verspreid is?” „Dat weet ik”, zei ze. „In het christendom kan je met geld vergeving van je zonden kopen en je hoeft verder niets anders te doen. Je vermoordt je broer, betaalt wat geld aan de kerk en alles is klaar.” Ik antwoordde: „Nee, dat is echt geen Bijbelse leer. Helaas zien we in de kerkgeschiedenis dat priesters aflaten gingen verkopen, maar dat was een van de grootste dwalingen.” Toen ging ik haar uitleggen wat onze visie is en Wie vergeving van onze zonden kan schenken. We hadden een lang gesprek over deze onderwerpen. Daarna wachtte ik af wat er zou gebeuren. Ze zei: „Dit is compleet nieuw voor me. Kunt u volgende week terugkomen?” Dat spraken we af. We spreken elkaar nu elke woensdag. Bid voor haar. Ik geloof dat de Heilige Geest het werk van God in haar hart zal voleindigen.

Ds. I.L. Zöld