Geliefde vrienden,

Het leven in Budapest was vier, vijf maanden geleden heel druk. Overal waren mensen, de restaurants waren gevuld met gasten, het openbaar vervoer was overvol en kerken begonnen Paasvieringen aan te kondigen.

Ik had ook een heel druk leven te midden van mijn Joodse vrienden, en was bezig met het uitwerken van plannen. Ik wilde tijdens een Sedermaaltijd het verband tussen het Oude en Nieuwe Testament laten zien en me met name richten op de boodschap die heenwijst naar de Messias. Enkele Joodse vrienden stonden ervoor open om daaraan deel te nemen.

Toen hoorden we over COVID19, maar in eerste instantie dachten we dat het mee zou vallen omdat China ver van Hongarije is. De dagen daarop werd de situatie heel verdrietig: onder andere scholen, luchthavens, winkels en kantoren werden gesloten. Ook gebeurde wat zover ik weet nooit eerder in de kerkgeschiedenis is gebeurd: op de website van de kerk stond met grote letters geschreven: „Kom a.u.b. niet naar de kerk, deze is gesloten.”

We moesten onder ogen zien hoe ontoereikend de macht en kennis van de mens is. De hoogste geleerden konden niets doen tegen een virus dat te doden is door je handen te wassen met water en zeep.

In maart bezocht ik Jacob (niet zijn echte naam), die geboren is in de tijd van de Holocaust. Het was mijn laatste bezoek en ik vertelde hem dat, tot onze grote verbazing, de schappen in de winkels bijna leeg waren toen mijn vrouw en ik houdbaar voedsel gingen kopen voor het gezin. Hij vroeg me of ik hem kon helpen om nog wat voedsel te kopen. Dat hebben we gedaan. Tijdens de lockdown belde hij me elke week om me te bedanken voor de hulp.

De belangrijkste taak in onze bediening is evangelisatie door middel van persoonlijke gesprekken en getuigenissen. Hoe kan ik die bediening gestalte geven in mijn kantoor thuis? Met de technische hulpmiddelen red je het niet. Ik belde een aantal mensen om te vragen hoe het met hen ging. Het antwoord was zoals verwacht: iedereen was bezorgd over wat er mogelijk nog komen zou. De week daarna belden ze mij, en we voerden lange gesprekken via de telefoon of Skype. We spraken over vragen zoals: als God bestaat, waarom is de situatie dan zoals die is? Ook werden er vragen gesteld over Zijn voorzienigheid, en over hoe je moet omgaan met deze moeilijke omstandigheden. Zo kreeg ik op deze wijze de gelegenheid om het evangelie te delen.

Na de Tweede Wereldoorlog was het een heel moeilijke tijd in Transsylvanië. Er was echter een kerkelijke opleving. Na een week van evangelisatie werden Bijbelstudiegroepen in de dorpen gevormd. Degenen die rondreisden om er onderwijs te geven, maakten een wanddecoratie van papier. Er was een halve bloemenkroon geschilderd en in het midden stonden twee woorden geschreven: JA, VADER (uit onze Hongaarse vertaling). Het is een citaat uit het gebed van de Heere Jezus in Mattheüs 11:26. De omstandigheden in de Bijbeltijd waren heel droevig. In die omstandigheden kwam de Heere tot Zijn volk, maar ze verhardden hun harten. Zelfs Johannes de Doper vroeg: „Bent U de Messias?” In deze moeilijke situatie zei Jezus in gebed: „Dank U, Vader. … Ja, Vader.” De mensen van de kerk herinnerden zichzelf daar elke dag aan door de wandversiering. Kunt u „JA, VADER” zeggen in de huidige omstandigheden? Veel van mijn Joodse vrienden waren diep geraakt door deze boodschap. We zien ernaar uit dat we elkaar spoedig weer mogen ontmoeten.

Ds. I.L. Zöld